Betalingsonwil kan leiden tot aansprakelijkheid bestuurder van een B.V.

In beginsel is een bestuurder van een vennootschap niet persoonlijk aansprakelijk als de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt.

In het geval van betalingsonwil kan de vennootschap wel betalen, maar weigert zij dit om wat voor reden dan ook.

Normaliter is het aan de schuldeiser om in zo’n zaak te bewijzen dat er sprake is van betalingsonwil. In eerdere rechtspraak is besloten dat de bestuurder met volledige zeggenschap over de nalatige vennootschap, moet bewijzen dat er sprake was van onmacht.

In ieder geval onrechtmatig is de uit betalingsonwil voortvloeiende weigering van een bestuurder om een verbintenis van een rechtspersoon te voldoen. De Hoge Raad bepaalde in haar arrest van 3 april 1992 dat een persoon die als bestuurder en aandeelhouder de volledige zeggenschap heeft over een vennootschap, persoonlijk aansprakelijk is indien de nalatigheid van de vennootschap om een schuld te betalen, te wijten is aan betalingsonwil. Normaal gesproken moet degene die stelt dat er sprake is van betalingsonwil in plaats van betalingsonmacht dit ook bewijzen. De Hoge Raad heeft in een arrest van 3 april 1992 (Van Waning/Van der Vliet) echter bepaald dat degene die volledige zeggenschap heeft over de nalatige vennootschap, aannemelijk dient te maken dat de vennootschap niet in staat is te betalen.

De bestuurder moet aannemelijk te maken dat het uitblijven van betaling niet voortvloeit uit betalingsonwil maar uit betalingsonmacht.
De bestuurder kan zich niet beroepen op betalingsonmacht van de BV indien hij nalaat gebruik te maken van kredietfaciliteiten die de BV ter beschikking staan. Een dergelijke nalaten is onrechtmatig jegens de crediteur.

Deel deze blog

Meer blogs